Hasselteraak

  • geen voorsteven en geen stuizen
  • boeisel voor in één lijn doorlopend met de romp
  • boeisel achter, boven het berghout, licht naar binnen vallend
  • mastkoker op mastdek geplaatst
  • meestal een roef; soms ook dekschepen
  • grootzeil, fok en kluiver

Met den bouw van Hasselteraken begon men pas omstreeks 1885. Ze zijn dus nabloeiers uit den tijd der houtconstructie in den scheepsbouw’. Wat de constructie van de romp betreft, wijkt vooral het achterschip sterk af. Het vlak loopt naar achteren nauwelijks op en eindigt in een punt. Bijna loodrecht daarop staat de achtersteven, waartegen de huidgangen eindigen. Dezelfde constructie vindt men ook bij andere grote aken zoals bij de Dorstense aken en de Stevenaak.
In de ijzerbouw wordt het vlak achter omhoog gebogen, maar het steile karakter van het achterschip blijft gehandhaafd.

De constructie is nu in wezen die van een Tjalk. Een duidelijk verschil met een Tjalk is dat stuizen ontbreken. Met stuizen wordt de voortzetting van het berghout in de kop en de kont bedoeld. Bij de tjalken is dit een zware buiten de huid uitstekende, kromme balk; in de ijzerbouw een holle imitatie daarvan, samengesteld uit platen en hoeklijn. In het zuiden heten deze in hout uitgevoerde delen boeghouten. Het berghout, in het middengedeelte van het schip, wordt in de ijzerbouw een bergplaat, soms ook wel wellingplaat genaamd. Bij de Hasselteraken loopt de bergplaat door tot de achtersteven. Het boeisel valt achter licht naar binnen, waarbij de knik net onder de bergplaat zit

Afgaande op de schaarse gegevens hadden de houten Hasselteraken onder het tot op het potdeksel verhoogde achterdek, een paviljoen. De ijzeren exemplaren hebben doorgaans een roef, of het zijn dekschepen. In dit laatste geval is de woning onder het niet verhoogde achterdek gesitueerd. Dit kan uiteraard alleen bij diepe schepen.

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Jachten en Schepen in de verkoop, verkocht of uit de verkoop