Beurtmotor

Beurtvaart is de geregelde vaart tussen verschillende plaatsen met stukgoederen en passagiers. Er bestond geen bepaald type schip voor. Bij de opkomst van de stoommachine rond 1850 gingen progressieve schippers varen met stoomschepen. Al naar gelang het vaargebied verschilden deze schepen nogal van elkaar.

Toch ontwikkelde zich een type met dezelfde kenmerken: vaak ondiepe schepen met weinig zeeg, een scherpe kop, licht naar binnenvallend of achterover hellend boeisel in de kont, brede gangboorden en enigszins ronde ijzeren luiken. Met de opkomst van de gloeikopmotor rond de eeuwwisseling kwamen de eerste beurtmotorschepen, oftewel Beurtmotor(s), in de vaart. De motor maakte het mogelijk dat ook kleine schepen niet langer afhankelijk waren van de wind. Voordelen: veel kleiner dus lichter dan de stoommachine, goedkoop, simpel in gebruik en snel gebruiksklaar. Dit woog op tegen de nadelen: investeringen, lawaai en kosten van dieselolie. De extra uitgaven werden snel terug verdiend, omdat er ook zonder wind gevaren kon worden.

De motorbeurtschepen werden slanker gebouwd dan stoombeurtschepen, met een smal boeisel dat in de kont sterker naar binnen viel. Dit gaf aan het ovale hek een mooie lijn en leverde ook een sterker schip op. De gangbare grootte lag tussen de 20 en 60 ton. Het bemanningverblijf was onder het verhoogde voordek. Vaak was er een fraaie houten ingang, binnen een nette intimmering en in de scheepshuid aan weerszijden een patrijspoort. In het achterschip kon ook wel een verblijfje aangebracht zijn, maar dat was duidelijk minder in trek vanwege de herrie en stank van de motor.

Er werd gestuurd in de open lucht achter een horizontaal stuurwiel. Later werd daar vaak een stuurhutje omheen gebouwd. In de jaren dertig konden de Beurtmotor(s) de concurrentie met de vrachtauto niet volhouden. De meeste beurtdiensten verdwenen.

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Jachten en Schepen in de verkoop, verkocht of uit de verkoop