Platte Bol

  • doossteven
  • echt gangboord van ca. 25 cm
  • voorzien van houten roer en stalen zwaarden
  • mast met uitwip (wegerij)
  • uitgevoerd met voor- en achterdek
  • berghout van halfrond op dekhoogte
  • strijklier tussen klapluik en voorsteven

De Platte Bol leende zich uitstekend voor de vaart op de kanalen van Groningen en Drenthe. De meest voorkomende maat was 50 tot 60 ton. Het schip is voorzien van een complete roef, weliswaar klein, maar toch compleet met ingang, voorzien van een schuifluik met traliehekje, aan stuurboord. Een koekoek zorgt voor licht op tafel en aan elke kant van de roef zitten twee raampjes met meestal een schuif ervoor. Het achteronder krijgt licht via een koekoek op het achterdek en twee poortjes in de kont, één aan elke kant van de achtersteven. Complete families met soms wel negen kinderen leefden hierin.

Het schip is voorzien van een zeilwerk, en een korte mast met een zogenaamd Drents tuig. Een Drents tuig heeft een korte gaffel. Dit is het meest geschikte tuig voor de vaart op de kanalen.
Het Drentse tuig is het gevolg van plaatselijke politieverordeningen die het doel nastreefden om de veiligheid op het water te bevorderen en de wallen te beschermen. Een schip met alleen een fok wordt lijgierig en met alleen een grootzeil loefgierig en in beide gevallen niet makkelijk te varen. Bij voor de wind varen vallen beide bezwaren weg. Een oplossing is het verkleinen van het grootzeil. De schippers in Drenthe trokken de fok achter de mast op met in de top een kleine rechte gaffel. Dit werd in een reglement vastgelegd. Zo ontstond de uitdrukking ‘Drentse fok’ die ook buiten Drenthe algemeen werd aanvaard.
In het Friesche huishoudelijk reglement van politie I, artikel 22 stond: Het is verboden op het kanaal boven sluis II te Drachten tot aan de Kolonievaart te zeilen anders dan alleen met de Drentse fok, van boven ten hoogste 75 cm breed of alleen met het grootzeil in de gei. In latere jaren bleek die fok toch niet te voldoen en groeide uit tot een verkleind grootzeil met rechte gaffel, die los van de mast, dus zonder bek, mocht worden gebruikt. Aan die rechte gaffel zat een ketting, want hij mocht slechts via één blok worden opgehesen.

Het schip is niet gebouwd voor groter water, onder andere door het ontbreken van elke vorm van verschansing. Stalen zwaarden duiden hier ook al op. Werden deze op hol water gebruikt, dan vouwden ze zich onder het schip en dan waren de rapen gaar.
De stalen zwaarden werden veel meer gebruikt als rem en om het schip vast te leggen. Hiertoe werden ze eenvoudigweg in de modder gedrukt.

Gezeild werd er alleen als de wind gunstig was. Was de wind voorlijker dan dwars, dan kwam de schippersvrouw in het zeel. Want een schippersgezegde luidt: ‘Wie de vrouw lieft houdt haar voor d’ogen’. Soms werd er ook wel gejaagd met een paard, maar meestal ging dit ver boven het bereik van de portemonnee. In de regel bleef men dan liggen om een geschikte wind af te wachten. Want: ‘een oud zeil is beter dan een nieuwe lijn’. Was er een harde wind op kop en voer de schipper op tijd, dan moest hij wel jagen.

Platte Bollen werden onder meer gebruikt voor het vervoer van schuimaarde van de suikerfabrieken naar de landbouwgronden. Schuimaarde is het residu dat na het onttrekken van de suiker overblijft van de suikerbiet. Het werd door de kleiboeren gebruikt om de zware kleigrond ruller te maken. Deze schuimaarde werd ook met Zeeuwse klippers uit Antwerpen en Lille aangevoerd.
Bij Winschoterzijl, De Groeve en de sluizen bij Appingedam werd ze met de hand overgeslagen in platte bollen en verder naar de kleigronden vervoerd.

De Platte Bol was uitstekend geschikt voor vervoer van suikerbieten. Dankzij het gangboord hoefde je tijdens het bomen niet over de lading te lopen. De Fries-Groningse suikerfabriek had Platte Bollen in eigendom. De schippers moesten dan ook, met hun gezinnen, in de herfst verplicht voor de fabriek varen. ‘s Zomers mochten ze vaak voor eigen rekening varen. 

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Types