Poon

De Poon kwam in de negentiende eeuw in Zeeland voor, maar ook in Zuid-Holland. De tonnenmaat lag meestal tussen de 30 en 70 ton. De meeste Ponen werden op Zuid-Hollandse en West-Brabantse werven gebouwd. Het waren voornamelijk houten schepen. En de vraag is zijn er ijzeren ponen gebouwd? Wel zijn in sommige Paviljoentjalken en -Schuiten de trekken van de Poon te herkennen en dit maakt het soms moeilijk om te bepalen of je met een Poon of met een Zuid-Hollandse Tjalk te maken hebt. Ook zal de ene of andere benaming op pure overlevering berusten en op de namen in de eventuele werfboeken. Veelal zijn er nauwelijks verschillen tussen de twee typen aan te wijzen, hoewel gesuggereerd wordt dat een Poon geen stilstaande lijnen heeft. Dit criterium is eveneens van betrekkelijke waarde, omdat er ook voorbeelden bekend zijn van Zuid-Hollandse Tjalken of - Schuiten die geen stilstaande lijnen hebben. Geen stilstaande lijnen wil zeggen dat alle lijnen een ronding bezitten; langs gestrekte lijnen kun je een liniaal leggen. Al met al zouden sommige Schuiten wel een Poon genoemd kunnen worden en zou de betiteling Schuit of Tjalk voor een poon ook de juiste benaming kunnen zijn.

Kenmerken voor de Poon heten te zijn: de hoge steile voorsteven die bovenaan iets achterover valt en naar de hommer wijst, de hoge kop en het oplopende achterschip met het verhoogde paviljoendek; vaak ook had het paviljoen in het boeisel vierkante ramen.
Ook de grotere breedte dan van een Hollandse Tjalk heet typerend voor de ijzeren Poon te zijn. Wel waren Ponen over het algemeen uitgerust met een Belgische, ronde luikenkap. Ponen waren bestemd voor de vaart op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeearmen en minder geschikt voor de kanalenvaart.

Qua vorm verwant met de Poon is de Otter, een tjalkachtig scheepstype, dat in Vlaanderen werd gebouwd. De schepen waren vooral van hout, doch er zijn ook enkele ijzeren exemplaren gemaakt. 

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Types