Tjalk

Een Tjalk is het product van een eeuwenlange evolutie in de scheepsbouw. Reeds in de zeventiende eeuw voeren er schepen waarin trekken van de huidige tjalken te herkennen zijn. Tot in de vorige eeuw werden de schepen in hout gebouwd; omstreeks 1880 kwam de ijzerbouw op gang, die begin deze eeuw geheel door de staalbouw werd verdrongen. Deze tjalkachtige schepen waren aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw de meest voorkomende zeilende vrachtschepen op de Nederlandse binnenwateren. Ze zijn herkenbaar aan de rechthoekige vorm, de gekromde voorsteven, de invallende boeisels bij voor- en achterschip en het aangehangen roer. De bodem is vlak, zoals bij de meeste grotere binnenvaartschepen. De lengte varieerde meestal tussen de 15 en 25 meter; het tonnage ligt tussen de 20 en 150 ton. De breedte bedroeg een vierde tot een vijfde van de lengte. Zoals reeds gezegd waren Tjalken vrachtvaarders die alle soorten lading vervoerden. In enkele gevallen werden de schepen ook als winkelschepen gebruikt (bijvoorbeeld potscheepjes) of voor vervoer van de kermisattracties.

De meeste Tjalken werden door het schippersgezin bewoond. De grotere Tjalken van de landelijke vaart hadden naar toenmalige begrippen een betrekkelijke grote roef. De kleinere tjalken hadden een lage roef (vaak vrijwel even hoog als de luikenkap) in verband met de kruiphoogte om onder de bruggen door te varen. Bij sommige tjalken was de woning onder het achterdek. Wanneer dit verhoogd was spreken we van ‘Paviljoentjalken’, anders van ‘dekschepen’.

Hoewel de vorm van de Tjalk per werf verschilt, is het toch mogelijk de Tjalken uit verschillende streken te herkennen zijn. 

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Jachten en Schepen in de verkoop, verkocht of uit de verkoop