Zeetjalk

  • robuuste schepen van zo’n 100 tot 140 ton
  • forse breedte (circa 5 meter en holte 1,80 á 2 meter)
  • roef met twee ingangen
  • in verband met het kompas binnen is de achterwand van de roef van hout en heeft een kompasraam
  • dak van de roef van hout meestal zeegroen
  • schip wit of grijs met zwart berghout
  • boordlichten op steunen boven op het boeisel
  • luikenkap voorzien van drie schoorbomen
  • soms luiken vergrendeld met sluitbomen
  • vooral in de kop extra stingers
  • staand want aan stuurboord voorzien van weeflijnen
  • soms uitgerust met een ra voor een breefok

De Zeetjalk vertoont veel overeenkomsten met de gewone Groninger Tjalk. Het gaat in alle gevallen om grotere Tjalken met een ‘Zeebrief’ en deze schepen werden bijna altijd ‘onder klasse’, volgens eisen van de scheepvaartinspectie, gebouwd. De breedte en de holte waren groter dan van de Tjalken voor de binnenvaart. De breedte lag in de buurt van de vijf meter (tussen 4,70 en 5,10 meter) en de holte bedroeg 1,80 tot ongeveer 2,20 meter.

Vooral de kop valt op. Deze loopt veel hoger op dan bij de gewone Groninger Tjalk. Door dit hoger oplopen, tot 3,60 meter boven het water bij leeg schip, kreeg de Zeetjalk een stoer en krachtig uiterlijk. Inwendig is het schip, vooral in de kop, versterkt met extra stringers. Het ruim is in de lengterichting versterkt met een extra kolsum of zaathout.

De luikenkap wordt in het midden van de luiken extra ondersteund met een schoorboom, vosseboom voor de Groningse schippers, zodat in de breedte gezien drie schoorbomen aanwezig zijn. De luiken worden bovenop extra vergrendeld met sluitbomen over het kleed. Door de vaart op zee moest er met een kompas kunnen worden gevaren. Dit werd in de roef tegen het achterschot geplaatst; dit schot en het roefdak werden daarom dan ook in hout uitgevoerd. Vanaf het helmhout kon er door het zogenaamde kompasraam op het kompas worden gekeken

Het dak van de roef werd meestal zeegroen geverfd, het schip zelf veelal wit of grijs. Dit tot wanhoop van de knecht. Hij was zo altijd bezig. Het boord van een Zeetjalk is hoger dan van de normale Tjalk; zo ongeveer 35 centimeter of hoger boven het gangboord. Door deze hoogte moest het boord gesteund worden door boordsteunders. Het want van de langgetopte mast was aan stuurboordzijde vaak voorzien van weeflijnen om te kunnen openteren. Tussen de lange gaffel en de lange top kon een topzeil (topsel) gezet worden. Aan de lange kluiverboom werd een binnen- en een buitenkluiver gevoerd . Ondanks alle voorzieningen waren de Zeetjalken geen goede schepen. Ze waren te langzaam en ‘te bot voor de kop’ om zich in stormweer goed van lager wal vrij te kunnen zeilen. Er zijn er dan ook veel op zee gebleven. Evengoed werden ze overal, van Riga tot Portugal en in de landen rond de Middellandse Zee, aangetroffen. 

Bekijk het actuele aanbod ex-beroepsschepen

Jachten en Schepen in de verkoop, verkocht of uit de verkoop